Je drinkt een wijntje. Hoewel dit de laatste jaren geen positieve eigenschap was, maakt het me nu ergens blij. Misschien omdat ik weet dat het jou blij maakte. Ik zou willen dat er meer was dat je vandaag de dag nog blij kon maken. Het lijkt alsof wij, jouw kinderen en kleinkinderen, het enige geluk nog in je leven zijn. Ergens voor ons een groot compliment en een zekere waardering waar ik jaren naar zocht, maar ook treurig. Eenzaam. Het legt een druk op ons die nauwelijks aan een ander uit te leggen valt.

‘Denk je af en toe wel aan me?’ …er gaat geen dag voorbij dat ik niet het beeld in mijn hoofd heb van jou daar in die rolstoel wachtend op jouw wereld die verleden tijd is. Dat ik niet de druk voel om je te bezoeken. Afleiding te bieden. Je leven even leuker te maken.

‘Als we straks een andere plek voor je hebben gevonden, wordt het vast beter’. zo dacht ik toen ik nog meerdere malen per week naar Doorn reed om je te bezoeken. Ondanks dat de meeste medewerkers heel vriendelijk waren, was de plek niet fijn. Ouderwets, ongezellig, donker, doods. Zielen in sluimerstand. Na lang zoeken en de nodige tegenslagen vonden we dan eindelijk een prachtige ruimte voor je in Amersfoort. Particulier, want regulier lijkt alles op elkaar.

Het jaagt me angst aan dat zoveel reguliere verpleeghuizen mij zo’n vreselijk gevoel geven. Ik ben er in mijn zoektocht geen één tegengekomen waar ik mijn moeder met een gerust hart zou durven achterlaten. Alles voelde zo kil, klinisch, massaal, onpersoonlijk en ziek. Een kamertje van 10 m2 waarin een enkel bed en een kast past. Meer niet. Dat was je leven, dit wordt je dood. Afgedankt.

Als het leven niet meer leuk is | Verstand op nul

Een mooi, statig pand in het hart van Amersfoort. Een kamer van ruim 30 m2 met vier grote ramen. Een kok die iedere avond kookt voor de 20 bewoners die er wonen. Mensen die allemaal net zo jong als wij zijn geweest. Net zo in het leven hebben gestaan als ons. Een wereld van verschil met waar je eerst verbleef. Tegelijkertijd verblijf je op exact dezelfde plek. In een lichaam dat niet meer doet en denkt wat jij wilt. Stofzuigen. Schoonmaken. Koken. Opruimen. Alles wat een ander nooit voor je mocht doen, moet een ander nu voor je doen. ‘Zal ik even helpen? Ik loop wel even met je mee! Ik heb vanmorgen opgeruimd’ je vertelt me wat je denkt te doen, maar je kan het allemaal niet meer.

‘…en wanneer ga ik dan weer naar huis, Scarlet?’ een van de meest moeilijke vragen die je me met regelmaat nog stelt. Niet mam, dit is je thuis. Stilte. Toen je arriveerde in Amersfoort was je bijna twintig kilo afgevallen. Je was eindelijk dunner dan ik 😉 Het gaat beter met je sinds je hier woont. Je bent meer levendig. Minder warrig. Je haar wordt vaker gewassen. Er is meer aandacht voor je. Je eet beter. De hele omgeving is positiever, wat jou ook positiever maakt. Maar toch. Toch ben je als een vis op het droge. Je begrijpt het landleven niet en kunt geen kant op.

Je vergeet dat ik gisteren geweest bent, maar smeekt me morgen te komen. Iedere dag zou je willen dat ik er was. Woorden schieten tekort als ik samen met Hunter in je gezichtsveld verschijn. Een overvloed aan emoties die niet meer te bedwingen valt. Het hoort erbij, las ik in het boek Rinkeldekink van Martine Bijl. Alle remming is eraf. Samen op een terrasje, kijkend naar de mensen die passeren. Daar waar ik vroeger wist wat je dacht over iedere onschuldige passant of het nét wat te hard tegen me zei,… zeg je het nu gewoon met stemverheffing. Gekke vent! Stom mens! Lelijke kleding! Ze doen niks! …en ga zo maar door.

Dimmen graag. Genoeg nu. Dankbaar voor mijn assertiviteit en het besef dat ik in discussies sterker dan je ben. Losse eindjes. Loze woorden. Ik zou wel willen weten hoe bewust je je nu werkelijk bent van je situatie. ‘Ziektebesef’ noemen ze dat. Maar ik wil meer weten. Ik zou je willen vragen hoe je jezelf nu ziet. Hoe je je leven nu ziet. Wat je voelt en denkt over de toekomst. Vragen die altijd onbeantwoord zullen blijven.

Als het leven niet meer leuk is | Verstand op nul

Dinsdag en zaterdag. Dan gaat hij woensdag en vrijdag. Is dat goed genoeg? Zondag, maandag… twee dagen, 48 uur waarop er niemand komt. Is dat te lang? De ochtenden schijnen wel te gaan, maar de middagen minder. Dan gaan de andere bewoners naar hun kamer om te lezen, tv te kijken of te slapen. Van 13:00 uur tot 17:00 uur. Niets. Vier uur lang zitten. Staren in de verte. Woelen in een warrig brein. Ik kan niet eens een kwartier stilzitten. Geërfd van mijn moeder.

Waar je ook gaat, waar je ook woont. Je neemt jezelf mee. Morgen kan mijn hoofd vollopen met bloed of mijn hart stoppen met slaan. Kan ik benen bezitten die nooit meer willen wandelen of hersenen die niet meer weten wat de werkelijkheid is. Het beangstigt me. Waar doen ik het voor, als dat mijn waarheid wordt waar ik geen invloed op heb. Ik wandel weg. Het hek schiet in het slot. Ik kijk nog even achter me en zie haar vanachter het raam zitten. Het blijft onwerkelijk. Niet meer denken nu. Verstand op nul. Vanavond drink ik een wijntje.