Voor sommige mensen is het leven één grote wedstrijd. Dit zal deels aangeboren zijn, maar deels ook te maken hebben met je opvoeding. Ikzelf kan wel zeggen dat ik redelijk competitief ben, vroeger trouwens meer dan nu. Dit zal deels te maken hebben met het feit dat ik het gevoel had altijd tegen mijn oudere broer op te moeten boksen. Ging hij naar het Gymnasium, dan wilde ik dat ook. Ging hij op tennis, dan wilde ik dat ook. Het liefst wilde ik alles ook nog eens een beetje beter doen dan hem, puur om te bewijzen ten opzichte van mijzelf en de omgeving dat ik niet onderdeed voor hem.

Mijn competitief zijn zal ook voor een deel te maken hebben met mijn opvoeding, al is mijn broer dit geheel niet. Presteren was vroeger belangrijk bij ons thuis. Hoge cijfers, wedstrijden winnen, ik werd erom geprezen. Toen ik merkte dat ik niet meer kon tennissen voor de lol, maar enkel om te winnen, ben ik ermee gestopt. Het plezier van het tennissen was volledig verloren gegaan door mijn competitieve houding. Ik moest en zou winnen. Deed ik die niet, dan was mijn dag verpest en was ik een verliezer, een loser, een sukkel.

Als je competitief bent ingesteld beschik je soms over gevoelens of karaktereigenschappen die je helemaal niet wilt hebben. Denk bijvoorbeeld aan gevoelens van jaloezie. Je gunt de ander iets best wel en toch kun je flink jaloers zijn. In deze blog beschrijf ik 10 dingen die competitieve mensen waarschijnlijk wel zullen herkennen.

competitief1. Alles is een wedstrijd
Alles is een wedstrijd voor je, zelfs als de ander tegen wie je strijdt hier niet eens van op de hoogte is. Ik herken dit zelf wel van een aantal blauwe maandagen waarop ik naar de sportschool ging. Ik zat dan bijvoorbeeld op zo’n fiets naar nergens en keek dan tijdens het trappen naar de vrouw die naast me op eenzelfde fiets zat. Ik keek naar hoe snel zij trapte en wilde per se net iets sneller trappen dan haar. Yes, gewonnen! Ook tijdens het roeien samen met Joyce moest ik nét wat harder roeien en nét wat meer calorieën verbranden. Ik plaats van dat ik bezig was met lekker sporten, was ik bezig met winnen van tegenstanders die ik niet had. Nu is dit gelukkig wel anders. Ik kan veel meer genieten van het sporten zelf. Tennissen met Joyce doe ik nu echt voor de fun, al vind ik het extra fun als ik dan ook nog win 🙂

2. Constant vergelijken
Bij het ontmoeten van nieuwe mensen ben je constant bezig met jezelf vergelijken op basis van prestaties. Wat heeft die ander allemaal bereikt en hoe verhoudt zich dit ten opzichte van jouzelf? Ik kan het best lastig vinden als iemand van mijn leeftijd vele malen meer heeft gedaan en bereikt dan ik. Ik voel me dan even toch een soort van minderwaardig. Ik had harder moeten werken, beter en meer moeten presteren, dan had ik het van deze persoon ‘gewonnen’.

3. De 2de plaats
Tweede worden bij een wedstrijd voelt voor jou hetzelfde als laatste worden. Je moet van jezelf gewoon eerste worden en de nederlaag die je hebt ervaren van het verliezen van de laatste wedstrijd of niet behalen van de eerste plek is zo groot, dat het aanvoelt alsof alles verloren is. Het is daarom alles of niets. Ik voelde me vroeger ook een sukkel als ik die eenvoudigere trofee kreeg voor de tweede plek. Ik wilde die beker. Kreeg ik die beker niet, doe me dan maar helemaal niets.

competitief4. Niets is ‘gewoon voor de lol’
Je kunt niet gewoon even een spelletje spelen voor de fun, je moet altijd winnen. Monopolie, tennis, voetbal, online games, het maakt niet uit wat het is, je moet en zal winnen. Doe je dit niet, dat ga je je enorm frustreren en vind je het spel ineens helemaal niet leuk meer. Ik herken dit helaas heel erg van sporten vroeger. Ik kon best goed tennissen, maar deed het al snel niet meer gewoon voor de fun, maar enkel om te winnen. Ik deed mee aan toernooien en werd enorm boos als ik wedstrijden verloor. Mijn racket moest het dan vaak ontgelden. Ik heb dit nu gelukkig een stuk minder al wil ik als ik voor de lol een potje tennis speel met Joyce toch nog wel erg graag van haar winnen. Oh en het liefst win ik de laatste punt van een potje tennis voor de fun sowieso.

5. Hogere cijfers dan vriendinnen
Je wilde vroeger per se hogere cijfers halen dan je vrienden. Stiekem maakte het je een tikkeltje blij als zij laag scoorden en jijzelf hoog. Dit voelde als een overwinning. Je vind het tegelijkertijd naar dat je het fijn vindt als iemand waar je om geeft lager scoort, maar het gevoel van winst is er nu eenmaal. Als ik terugdenk aan mijn middelbare schooltijd dat kon ik het zeker lastig vinden als vriendinnen van mij hogere cijfers haalden. Mijn cijfer was dan ineens niet goed genoeg. Het voelde goed om hogere cijfers te halen van klasgenoten, dat gaf een gevoel van presteren. Inmiddels is dat trouwens wel veranderd. Ik kan er nu echt van genieten om samen met mensen die ik leuk vind dingen te bereiken.

6. Vrienden met iemand die beter is
Je kunt nauwelijks vrienden zijn met mensen die beter presteren dan jij. Je voelt je hierdoor namelijk constant de verliezer. Vrienden zijn met mensen die allemaal meer bereikt hebben als jou maakt je een soort van minderwaardig. Je krijgt hierdoor het gevoel voortdurend op te moeten boxen tegen hen en dat levert je veel onrust. Ik denk dat ik dit vroeger wel een had. Inmiddels wil ik vooral heel veel leren van andere mensen die veel hebben bereikt in hun leven. Ik kan daar nu met veel positiviteit en respect naar kijken.

7. Gym
Gym was super belangrijk voor jou vroeger. Je nam dit heel serieus en wilde in iedere sport de beste en snelste zijn. Hardlopen vond je geweldig want hier kon je letterlijk iedereen eruit lopen. Je wilde bij het beste team zitten als het ging om basketbal en hockey en wilde de bal bij softbal het liefst als enige over het hek rammen. Terwijl andere meiden een smoes verzonnen om niet mee te hoeven doen met gym en liever aan de kant op de bank zaten, keek ik iedere week weer uit naar de gymles. Ik voelde me stoer om te horen bij de beste sportmeiden.

8. Iemand feliciteren met winst
Iemand feliciteren met het winnen van de wedstrijd voelt hetzelfde als zeggen ‘Ik heb een hekel aan je’ Je kunt absoluut niet goed tegen je verlies. Ik vond het vroeger vreselijk irritant om aan het einde van en verloren tenniswedstrijd naar het net te lopen om daar de winnares te feliciteren. Ik baalde ervan en vond haar maar stom. Ik wilde haar helemaal niet feliciteren! Ook hier ben ik door de jaren heen gelukkig erg in veranderd. Ik kan inmiddels best goed tegen mijn verlies. Zolang het maar niet een té grote nederlaag is…. 😉

competitief9. Jaloers
Zodra je merkt dat de ander meer heeft gepresteerd dan jij, kan je al snel jaloers worden. Je kunt het nauwelijks uitstaan dat jij dit zelf nog niet hebt bereikt en de ander wel. Whyyyyyyyy? Je probeert als een malle duizenden redenen en excuses te verzinnen waarom dit de ander wel gelukt is en jou niet. Ik denk dat ik vroeger best weleens last had van jaloezie. Ook dit is veranderd. Ik kan nu veel meer met bewondering naar mensen kijken die veel meer bereikt hebben dan ik. Jaloezie maakt een mens lelijk. Ik ben blij dat ik dit niet vaak meer ben.

10. Jouw humeur is afhankelijk van…
Jouw humeur is iedere dag weer afhankelijk van hetgeen je die dag presteert of de dag ervoor hebt gepresteerd. Dit kan zelfs zo ver gaan dat die prestaties jouw volledige zelfbeeld beïnvloeden. De waarde van jou als persoon laat je bepalen door hetgeen je hebt gepresteerd. Heb je weinig gepresteerd, is iets niet gelukt, dan heb je al snel een pesthumeur. Heb je veel gepresteerd en zijn er zaken gelukt, dan heb je het gevoel de hele wereld aan te kunnen. Mijn stemming hield vroeger enorm af van de resultaten die ik behaalde op de Uni en het HBO. Ook is mijn stemming een tijd afhankelijk geweest van mijn afvalprestaties.

Vandaag de dag wordt mijn stemming vooral bepaald door de gezelligheid die ik thuis en met collega’s en vrienden ervaar. Ik heb door de jaren heen geleerd dat er veel meer in het leven is dan presteren. Zaken die veel belangrijker zijn dan dit. Ik ben blij dat ik niet meer zo competitief ben als vroeger. Een beetje competitief zijn is prima, maar té veel is niet altijd even fijn.

Hoe competitief ben jij?